Skip to content
Terug

Midlife

Midlife

1.

Eindelijk sloeg de voordeur dicht. Tom luisterde naar het wegstervende getik van hakken op de tegels van zijn tuinpad. Even later was daar het geluid van dichtslaande autodeuren, de startende auto en weg waren ze, vertrokken voor hun jaarlijkse moeder-dochter weekendje. Twee dagen rust voor de boeg. Voor even verlost van Tineke’s geneuzel over zijn onderdrukte depressie en het gedram van zijn dochter over zijn klimaatonvriendelijke levenswijze en de enorme egoïst die hij daarmee wel niet was. Heerlijk, in principe. Alleen moest hij nog wel in het bijpassende sentiment zien te raken. Het tintelende gevoel van vrijheid dat nu de kop op zou moeten steken, bleef vooralsnog uit.

Onderuitgezakt in zijn stoel ging Tom de opties voor het weekend nog eens langs. Eerst een bezoekje aan Marit en dan golfen met Jan-Diederik, of eerst golfen en daarna een Maritje maken? Zijn gedachten dwaalden af naar hun vorige date en het onfortuinlijke einde daarvan. Wat als hij weer problemen met het grootzeil zou krijgen? Maar had hij haar al niet beloofd langs te komen? Hij zocht haar op in zijn mobiel, begon aan een berichtje en concentreerde zich op zijn lendenen. Hij kwam niet, de stijve die hij nu zou moeten krijgen. Dat was een slecht voorteken. Hij wiste het bericht. In plaats van Marit kon hij beter Pornhub met een bezoekje vereren. Mocht er na het golfen en het slootje gintonic dat hij daarop met JD zou dempen nog wat gaan broeien, zou hij haar alsnog appen.

Tom probeerde zich te verheugen op het partijtje golf.

“Nieuw Atlantis,” jengelde het in zijn hoofd. Jan-Diederik zou er ongetwijfeld weer op terugkomen, hun pet-project op de Malediven. Daar lagen momenteel enorme kansen om voor een habbekrats grote lappen grond op te kopen die door alle doemscenario’s over de stijgende zeespiegel nagenoeg gratis waren geworden. Het idee was om daar snel wat knappe appartementjes neer te zetten. Iets bouwen kostte daar ook nog eens drie keer niks. Op hun bierviltjes verdiende de investering zich in no-time terug, lang voordat de archipel voorgoed onder water zou verdwijnen, als het überhaupt zo ver zou komen.

Een paar maanden geleden was hij nog wild enthousiast geweest over het plan. “Klimaatramptoerisme, dat wordt the next big thing! Apocalypse sells!”, herinnerde hij zijn pitch bij de bank. Tom probeerde iets van zijn eerdere vervoering te voelen. Tevergeefs. Wellicht dat Jan-Diederik hem kon terug bestuiven met de pollen van zijn oorspronkelijke geestdrift, maar dat het project ooit nog zou opbloeien kon hij zich momenteel niet voorstellen. Twee goed renderende vastgoedfondsen met 24 miljoen euro onder beheer, een riant vakantiehuis in San Gimignano, een wijnkelder, een Porsche Panamera voor de deur, niks van dat alles had de dichte nevel van apathie kunnen afwenden, deze permanente staat van lusteloosheid kunnen voorkomen. Een uitbreiding van zijn portfolio met een paar blokken aan Maldivisch vakantievastgoed zou daar geen sikkepit aan veranderen. Wat het rendement ook zou zijn.

Of was dit weer een smoesje dat vanuit de krochten van zijn onderbewustzijn zijn inertie kwam rechtvaardigen? Waarom kon hij er niet anders tegenaan kijken? Tuurlijk zou dat project hem blij maken! Het zou hem op zijn minst voor een tijd bezighouden. Vanwaar toch steeds dat ziekmakende gerelativeer? Waar waren toch die verdomde oogkleppen? Gek werd hij van die eeuwige rondjes. Kon hij maar weer eens een tijdje één richting op, al was het op een doodlopend pad. Alle paden lopen dood, vroeger of later. Diep van binnen weet iedereen dat. Je daar niet aan storen, dat is de kunst van het leven. Het kunstje dat hij tot voor kort nog zo prima verstaan had.

Op kantoor functioneerde hij nog wel, dat wil zeggen, in de robotstand. Niemand leek iets door te hebben. Ze zagen het niet, of het interesseerde ze niet, of een combinatie daarvan. Ze waren zelf ook robots. Dat zag hij tenminste helder nu, zo zonder oogkleppen. Tineke had wel iets in de gaten. Ze kende hem als geen ander en was tenslotte als psychologe geprogrammeerd. Er was weinig wat hij voor haar verborgen kon houden, ja Marit dan, zo hoopte hij van harte. In het begin van hun huwelijk, nog voordat ze getrouwd waren, had hij duidelijk aangegeven dat hij geen gepsychologiseer zijn kant op wenste. Daar had ze haar patiënten voor. Dat was de afspraak. Hij was haar man. Maar ze kon het niet laten. Ze was subtiel begonnen, een paar weken geleden, tijdens een etentje.

“Tom, zo’n cursus mindfulness op de zaak voor je mensen, is dat niet wat?”, hoorde hij quasi nonchalant op zich afkomen. “Of voor jezelf?” Ze zagen hem aankomen. Of laatst in het vliegtuig naar Italië, hij had haar gevraagd of ze nog wat te lezen had, kwam er ineens een hele stapel aan spirituele nonsense boeken uit haar tas: Deepak Chopra, Paul Coelho, Ram Dass, die Duitse kabouter met dat baardje waarvan Tom zich de naam nooit kon herinneren. De vijf whiskey’s in de business lounge op Schiphol hadden er ook vast mee van doen, maar voor hij de flapteksten uit had was hij al in slaap gevallen. Wat een hemeltergend gebeuzel.

Over whiskey gesproken, misschien moest hij nu een neutje nemen om de boel een beetje op gang te helpen? Of toch die Château Margaux 2012 eens opentrekken? Als dat zijn ziel niet op zou warmen.

“Ruim je archiefkasten op zolder anders eens op, daar ga je je beter van voelen.” Tineke had het echt gezegd vanmorgen voor ze de deur uitging. Het was vast psychotherapeutisch verantwoord maar klonk als een gelukstip uit de Libelle. Zelf had ze het afgelopen najaar tot haar grote tevredenheid een rigoureuze opruimactie uitgevoerd. Zowat de halve zolderzooi had ze verkocht via Circular, haar favoriete spulle-bulle-app. Het was een soort kruising tussen Marktplaats en gratisophalen.nl maar dan voor de hip en trending. Er waren weinig spullen die meer dan een tientje hadden opgebracht, maar daar ging het volgens Tineke niet om. Het tweede leven dat zo’n voorwerp werd ingeblazen, dat gaf haar de voldoening. In haar verbeelding zag ze hun oude videospeler weer aangezet worden, thuis bij de bejaarde die hem opgehaald had en ten langen leste zijn oude ondergesneeuwde familiefilmpjes weer eens kon bekijken. Of hoe de legpuzzels van de kinderen bij hun nieuwe eigenaars op de tafel werden omgekeerd en nog eens voor urenlang puzzelplezier zouden zorgen. Hoe de gescheurde lampenkap netjes gerepareerd zou worden en met zijn warme goudgele kleur een nieuwe huiskamer zou verlichten. Bijkomend voordeel was, zo vermoedde Tom, het meest begerenswaardige resultaat van al dat gekringloop, de karmapunten die ze in de app kon verdienen.

Zou hij het echt doen, die archiefkasten opruimen? Tom peinsde. Hij werd doorgaans alleen maar depressief van de confrontatie met zijn oude spullen. Maar hoeveel kon hij er momenteel nog op achteruitgaan? “Never waste a good crisis”, schoot het hem te binnen. Was het nou Covey die dat gezegd had, of Richard Branson? “Verdrink je kalveren totdat de put gedempt is”, nee, het spreekwoord ging anders. In ieder geval, als hij zich tot een opruimactie wist te zetten, en daar stevig van zou balen, voelde hij tenminste iets, ook al was het klote. En in het meest ideale geval had Tineke gelijk en ruimde hij met de archiefkasten ook echt zijn eigen gemoed op, blies hij met het stof van de spullen ook de nevel uit zijn kop. Tom herinnerde zich hoe hij zijn dochter stil kreeg wanneer deze als peuter om onduidelijke redenen in een brulbui beland was: hij pakte het krijsende kind haar knuffel af. Dat maakte het in eerste instantie niet beter, maar voorzag de woede-aanval wel van een post-hoc oorzaak die eenvoudig op te lossen was. Steevast succesvol, bij zijn dochter dan.

2.

Tom hees zich uit zijn stoel, liep naar de keuken, pakte een wijnglas uit de kast en de kurkentrekker uit de la. In de kelder nam hij de Margaux 2012 uit het wijnrek, waarna hij de trappen naar zolder op sjokte. Daar was hij een tijdje niet geweest. Het was er leeg geworden inderdaad. De meters brede stellingkast die er ooit stond was gereduceerd tot twee meter, vijf planken hoog. Daar stonden ze, de stoffige uitpuilende kartonnen dozen vol met de zooi die hij al meer dan twintig jaar eufemistisch aanduidde als zijn archief.

De moed zonk hem in de schoenen, maar daar kwam de Margaux 2012 goed van pas. Hij ging op zijn knieën zitten en ontkurkte de fles met een ceremonieel gemoed. Mocht Tineke de fles missen dan zou hij zeggen dat het zijn beloning was geweest voor het opruimen. “Stel jezelf bij rotklussen iets in het vooruitzicht”, zei David Allen dat niet in Getting Things Done? Of was het juist de opgeruimde kast die straks de innerlijke beloning zou geven? Hij schonk een eerste scheut wijn in en walste het glas. Hij keek hij nog even op zijn iPhone. Wat zei Hubrecht Duijker ook weer over deze ‘rijpe volruftige Gran Cru’? Hij nam een slok. Rauw in de mond. Lichtelijk bruusk zo voor twaalven maar verder: bramen, zwarte bessen, cassis, het zat er allemaal in, en ja, laat in de afdronk maar niet te missen: een vleugje tabak aan de zijkanten van zijn tong. Fantastisch hoor. Fort, aan de slag nu! Allereerst, besloot hij alle dozen naar de huiskamer te brengen. Dat zou hem weerhouden ze halverwege weer terug de kast in te zetten. Beter ten hele gedwaald dan ten halve gekeerd.

Een paar minuten later zat Tom terug in zijn stoel. In zijn hand het wijnglas en voor hem op de vloer de volle dozen. Eerst eens kijken hoe die Marie Kondo waar Tineke altijd zo mee dweepte dat ook alweer deed. Hij vond haar op YouTube en bekeek aandachtig hoe ze haar van te voren opgerommelde kast te lijf ging. Thematisch opruimen, zo noemde ze het. Het kwam erop neer dat hij eerst alle dozen leeg zou moeten halen en de inhoud om hem heen moest leggen. Dan moest hij stuk voor stuk elk van zijn memorabilia vasthouden en zich afvragen, “Is it sparking joy?” Hij moest iets voelen. Wanneer een voorwerp geen blijdschap opwekte, kon het volgens Marie rücksichtslos weggesmeten worden. “Dan zijn we hoogstwaarschijnlijk snel klaar,” dacht hij. “Maar wat als het misschien in de toekomst blijdschap op zou wekken?”, vroeg hij zich af. “De toekomst bestaat niet, het gaat om het nu”, bediende Marie hem gelijk van repliek. “Waar had hij dat eerder gehoord?”

Tom stond op en opende de eerste doos. Bovenin lag een lange gele peniskoker. Die had hij ooit van Anton gekregen, een oud huisgenoot die maandenlange reizen maakte naar overal, nergens en Papoea Nieuw Guinea. Wat zou er van hem geworden zijn? Tom opende LinkedIn en zocht op zijn naam. Geen hits, vreemd. Vast ambtenaar geworden, of aardrijkskundeleraar. Zo’n baan waar het aanhouden van een LinkedIn-profiel alleen maar tegen je kan werken. Tom nam nog een slok Margaux. Eerst moesten alle dozen leeg. Daarna pas zou hij kijken wat er bewaard kon. Hij pakte de doos verder uit en legde de spullen in een cirkel, zoals Marie hem had voorgedaan. Zonder te veel naar de inhoud te kijken pakte Tom ook de overige dozen uit. Rond hem vormde zich een kring van spullen. Hij zag losse harddisks, fotoalbums, stapels losse foto’s, een schilderij van een vis, een heupfles, een met aangehard snot verstopte neusfluit, twee waterpijpen, Ciske de Rat van Piet Bakker, cassettebandjes van Tears for Fears, een plastic zeepdispenser, oude interrail kaarten, zijn VWO diploma, Zen en de Kunst van het Motoronderhoud van Robert Pirsig, Pink Floyd concertkaartjes, een lavalamp, een Millennium Falcon van Technisch Lego, een carnavalspruik, Programmeren in Turbo Pascal door Wim van Eijk, afschriftenmapjes van de Postbank, zijn melktandjes in een potje, zijn P-diploma Econometrie, The Electric Kool-Aid Acid Test van Thom Wolfe, een pakje Drum shag vol uitgedroogde aardappelschillen, Pablo Honey van Radiohead, zijn eerste spaarbrief, een Sovjet horloge met Lenin’s hoofd achter de wijzers, The Seven Habits van Covey, zijn eerste loonstrookjes van ABN-AMRO, een stapel kartonnen liftbordjes (Wenen, Düsseldorf, Dortmund, Breda, Praag, Brussel), geknakte pinpasjes, een leren souvenirkameeltje, Awaken the Giant Within van Tony Robbins en een grijze envelope met daarin zijn afgeknipte paardenstaart.

De wal van spullen deed hem verrassend weinig. Niets was er over van het gevoel dat de voorwerpen vroeger bij hem hadden opgewekt, als hij bij een verhuizing één van de dozen voor een moment geopend had en overspoeld werd met herinneringen van vroeger. Had hij zich onbewust op die melancholie verheugd? Teleurstelling om het uitblijven ervan, meer voelde hij nu niet.

De kans dat een van de voorwerpen hem vandaag een vonk van wat dan ook zou bezorgen leek hem uitgesloten. Alles kon de vuilnisbak in. Oh nee, dat mocht weer niet. Hij herinnerde zich Tineke’s instructies. Alles moest van haar op Circular gepost worden. Voor elk voorwerp wat daarop daadwerkelijk opgehaald werd, zou zijn vrouw weer verder stijgen in de Gutmensch Ranking die de app van al haar leden bijhield en die Tineke als totem van haar circulariteit naar de buitenwereld afficheerde. “Over alle vliegreisjes naar Toscane en de kasten vol eerstehands schoenparen die ze in Florence en Siena aanschaft, weet die app blijkbaar niks”, dacht Tom. In zijn inbox zocht hij de invite die hij van haar gekregen had. Hij klikte erop, installeerde de app en registreerde zich.

“Deelt u een huishouden met Tineke van Buren?” De vraag popte op nadat hij hun postcode en huisnummer had ingevuld. “Jaja”, mompelde Tom terwijl hij de checkbox aanvinkte. Hij logde in, selecteerde de optie “ik zoek een nieuwe eigenaar voor mijn spullen” en kon gelijk aan de slag. Hij begon foto’s te nemen van de spullen waarvan hij zeker wist dat ze weg konden. De Circular app leukte de foto’s op en plaatste ze op een virtueel prikbord. De object recognition rubriceerde alles in de juiste categorie en suggereerde er een omschrijving bij die Tom steeds zonder aanpassing overnam. Als prijs klikte hij overal gratis aan.

Toen hij op die manier alle spullen had afgewerkt en weer in zijn stoel zat, wist Tom niet wat hij moest doen. Dat was de ellende van deze vorm van weggooien: de zooi was niet echt weg. Met een beetje pech belde er zo een stoffige antiquair uit Lutjebroek die het bouwjaar van zijn lavalamp wilde weten en vroeg of hij het apparaat in werking kon zien. Of er reageerde een of andere boer uit Schubbekutteveen met het vriendelijke verzoek of hij die neusfluit aangetekend op wilde sturen of anders apart wilde leggen totdat zijn achterneef, die nog wel eens in de buurt was, het instrument kon ophalen. Moest hij tot die tijd al deze zooi in de huiskamer laten liggen?

Geërgerd keerde hij de lege dozen om. De laatste ondefinieerbare mini prulletjes die eruit vielen, gooide hij in de vuilnisbak. De leeggekomen dozen trapte hij plat. Die waren voor het oud papier. Tenminste iets dat weg kon. Uit de laatste kartonnen doos die hij omkeerde, viel een vel papier. Tom raapte het op. Het bestond uit tientallen kleine postzegeltjes, elk bedrukt met een mini Rolling Stones Hot Lips afbeeldinkje. “Mijn LSD blotters!”, schoot Tom direct te binnen. Het vel was tien bij tien groot, een stuk of twintig zegeltjes ontbraken. Onmiddellijk was hij terug in Groningen, waar hij ooit zijn eerste zegeltjes had verorberd, en bij de doldwaze trips die hij daarop had meegemaakt. Hij ging in zijn stoel zitten en probeerde de bijhorende hallucinatoire geestesgesteldheid te memoreren. Hij had er alleen nog maar een metaherinnering aan, alsof het iemand anders dan hemzelf was overkomen. Hij wist dat het het vreemdste was wat hij ooit had meegemaakt, dat het compleet buitenissig en absurd was, buiten alle kaders en normen vallend, maar van de bijbehorende gemoedstoestand kon hij, in tegenstelling tot van alle andere door hem doorleefde narcotische bedwelmingen, niets meer oproepen. Nu hij hier zat, met het velletje in zijn hand, was het alsof hij een toegangspoort hervonden had, alsof er eindelijk een afslag in zicht kwam op de snelweg waarop hij al tijden zijn rondjes reed. Een afslag die terugvoerde naar een ander leven, een andere werkelijkheid, of op zijn minst naar een glimp ervan.

Een oogwenk later had hij twee zegels afgescheurd en ze met een stevige slok wijn weggespoeld. Hij googelde nog wat over de werkzaamheid van LSD. Het spul had minstens vijfentwintig jaar in die doos gelegen, onmogelijk dat het daar beter van werd. Hij kwam uit op higherlevel.nl, het forum voor drugsrecreanten: “Beter bewaar je het in de vriezer, anders neemt het af in sterkte”. Voor de zekerheid nam hij er nog twee.

3.

Een paar minuten later bespeurde hij reeds de eerste twinkelingen in zijn lichaam. Op Spotify had hij een simpele playlist aangemaakt: The Gates of Delirium van Yes, op repeat modus. Vergiste hij zich of zag zijn huiskamer er al anders uit? De spullen op de vloer, zojuist nog gewone voorwerpen, dood, leken plotseling te resoneren en stuk voor stuk los te komen uit hun alledaagsheid. Tom overwoog de lavalamp aan te sluiten maar daar ging hij al. Hij sloot zijn ogen. The Gates of Delirium openden zich, op 8 minuut 11, bij het snelle gedeelte. Hij schoot de diepte in. De Yes-song omkronkelde zijn hoofd en ontnam hem alle zicht. Het laatste restje daglicht verdween en Tom bevond zich in een snel bewegende capsule, diep onder water. Het duister werd langzaamaan verdreven door een donkergeel schijnsel waarin allerlei schaduwen verschenen van een kwaadaardige menigte die samen met hem in de capsule opgesloten leek te zitten. Een schimmige kluwen verwikkelde lichaamsdelen werd zichtbaar, een met de muziek meepulserende organische brei van waaruit verbeten grimassen zijn richting in schoten. Tom wist dat elk verzet zinloos was. Hij moest zich laten meedrijven in deze onstuitbaar kolkende flow, zich compleet overgeven, alleen dan zou hij uiteindelijk weer bovenkomen.

In het halfduister verscheen een puisterig puberhoofd dat op een wild kronkelende tentakel boven de menigte rond zwaaide. Bovenop het hoofd preek een grote zeeanemoon, niet met gewone poliepen maar met witte darmachtige stengels. Alleen door zich tegen de wand van de capsule te drukken kon Tom het rondzwaaiende puberhoofd ontwijken. Het hoofd begon in felgroene kleuren te schelden tegen een groep glibberige blobs, die naast Tom opdoken en met hun natte kwabben tegen hem aansloegen. Plotseling zakte het puberhoofd weg en stoven de blobs uiteen. In de bodem van de capsule had zich een gapend gat geopend waar de blobs in een cirkel omheen stonden. Een blauw licht scheen naar binnen. Tom hing inmiddels met zijn rug plat tegen het plafond van de capsule vanwaar hij alles overzag. Met een sacrale geste hieven de blobs hun kwabben omhoog en begonnen te zingen. Hun meerstemmig gregoriaans gezang leek uren aan te houden en veranderde langzaam van toon en klankkleur, tot het vrij plotseling overging in lange een snerpende toon, die twee volle eeuwen aanhield, of dan toch tenminste twintig seconden. Toen het geluid stopte, plofte Tom vanaf het plafond van de capsule terug zijn stoel in. Een echo van de toon dwarrelde na, als een zacht briesje in zijn huiskamer. Voorzichtig kwam hij overeind.

“TRIIIIIIING!!!!!” Als een plotselinge rukwind stak het geluid opnieuw op en drukte hem in terug in zijn stoel.

“Wat in godesnaam was dat?”

Langzaam, als een in slow motion ontwikkelende polaroid, zweefde er een associatie Tom’s kant op. De deurbel! Hij wist wat hem te doen stond. Hij kwam overeind, stond op en schuifelde naar de gang. Daar aangekomen ging de bel nog eens en ternauwernood weerstond hij de nieuwe orkaan van geluid. Wankelend bleef hij op de been. Een paar onzekere stappen richting de voordeur brachten hem tot het halletje, waar de woest meanderende houten vloer onder hem overging in de wild spiraliserende ornamenten van tegels. Ergens boven hem, achter de melkruitjes van de voordeur, nam hij een schaduw waar. Hij pakt de klink, draaide en opende de voordeur. Een kort moment was hij verblind maar toen stortte het daglicht hem met een luid geraas tegemoet. De schaduw kreeg een scherpe vorm. Tom zag een kleine gestalte, een witte engel. Toen zijn ogen beter gewend raakte aan het licht zag hij dat het een man was, gekleed in een witte broek, een wit overhemd en goudkleurig hesje. Daarboven preek een vriendelijk gezicht, een kort baardje, een wipneus en een raadselachtige glimlach. Tom herkende de man. Het was de Duitse kabouter uit één van Tineke’s self-help boeken, hoe heette hij ook al weer?

“Eckart Tolle!” Tom schrok van zijn eigen stem.

“Sorry?”, zei de man.

Tom hield zich vast aan de deurpost. Met het minieme portie tegenwoordigheid van geest dat hem door de tijdelijk wegebbende trip gegund werd, probeerde hij enige grip op de situatie te krijgen: Eckart Tolle stond voor de deur maar Tineke was er niet. Duits, hij moest duits praten.

“Eckart, eh Herr Tolle, kommen Sie bitte herein.”

Tom liep terug de gang in en ging het mannetje voor, de huiskamer in. Toen hij daar binnenkwam, bewoog er iets in zijn ooghoek. Het was opnieuw de Yes song, het snelle gedeelte bij 8 minuut 11. Vanuit de geluidsinstallatie snelden drie lange tentakels zijn kant op. Tom stormde terug naar zijn stoel terwijl de song verder aanzwol, zijn hoofd omkronkelde en hem opnieuw verblindde. Een moment later was hij weer terug in de capsule. Deze keer zat hij in het midden met de zingende blobs om hem heen. Het puisterige puberhoofd zwaaide weer gevaarlijk over hem heen maar iets was er veranderd. Tom keek omhoog. Boven hem, met zijn rug aan het plafond van de capsule, als een stralende ster, hing Eckart Tolle.

4.

Toen Tom zijn ogen weer opendeed was het donker buiten. Van de Yes song was geen spoor meer te bekennen. Eckart Tolle zat op de bank, recht tegenover hem, met een glas wijn in zijn hand.

“Wie fuult sie sich?”, vroeg Eckart met een nederlands accent.

“Bent u Nederlands?”, zei Tom verbaasd.

“Ja, waarom niet?” antwoordde Eckart Tolle. “Ik dacht vanmiddag aan de deur juist te begrijpen dat ú Duits was. Het was niet duidelijk of het helemaal goed met u ging. Ik twijfelde of ik een ambulance moest bellen, maar zo ernstig leek het me ook weer niet. Ik besloot een oogje in het zeil te houden tot u weer veilig zou landen. Zodoende zit ik hier al een poosje.”

“Ik, ik heb iets genomen,” zei Tom.

“Ja, zoiets vermoedde ik al”, zei de man met een minzaam knikje naar het overgebleven vel met LSD-blotters.

“Dat soort reizen onderneem je beter niet zonder gids. ”

“Dankuwel”, stamelde Tom die bij nader inzien nog maar weinig overeenkomst zag tussen de man en Eckart Tolle.

“Dan kunnen we nu misschien over naar het oorspronkelijke doel van mijn bezoekje,” zei de man. “Het leren souvenirkameeltje dat u vanmorgen op Circular heeft geplaatst. Ik zou het graag meenemen. Ik spaar dit soort kameeltjes. De uwe is rond 1974 gemaakt in Tanger, die periode is mijn specialisatie. Ik herken deze serie aan de gele oortjes en de oranje voetzooltjes. Oorspronkelijk zaten er ook miniatuur wateremmertjes van hout bij, die hingen op zijn rug met een jukje van ijzerdraad. Maar die zijn vast verloren gegaan, ze hingen los op de bult namelijk.” Er klonk iets van een vraag door in zijn stem.

“Wacht even”, Tom schoot iets te binnen. Voorzichtig kwam hij uit zijn stoel. Iets is veranderd. Een moment stond hij stil en calibreerde zijn omgeving. Toen liep hij naar de prullenmand waarin hij vanochtend de laatste restjes prullaria uit de archiefdozen had geleegd. Na enig zoeken viste hij het mini jukje met de emmertjes eruit en overhandigde het aan de man.

“Puur uit interesse, wat is zoiets nog waard voor een echte collectioneur zoals u?” Het kwam Tom voor alsof niet hij, maar een vroegere versie van hemzelf de vraag stelde.

“Veel, heel veel”, de man slikte en schraapte zijn keel, “maar niet in geld uit te drukken, als ik uw vraag goed begrijp, en u weer begrijpt wat ik bedoel”, zei de man.

“Ja,” zei Tom met een droge keel, “ik geloof dat ik u begrijp.”

“Prachtige wijntje, overigens”, zei de man, terwijl hij zijn glas leeg dronk.

“Nu moest ik maar weer eens gaan. Rest mij te vertellen dat er tijdens uw afwezigheid, om het zo maar uit te drukken, hier nog wat andere Circularklanten langs zijn geweest. U heeft deze morgen nogal een mooi verzamelingetje spullen online gezet. Aangezien ik me geen situatie kon voorstellen waarin u hier bezwaar tegen zou hebben, heb ik iedereen mee laten nemen waar ze voor kwamen. Wellicht valt het u op dat de spullenboel hier op uw vloer behoorlijk uitgedund is. En maakt u zich geen zorgen over uw karma. Iedereen heeft in mijn bijzijn de nodige punten naar uw account overgemaakt, alvorens ik ze liet vertrekken, net zoals ik nu zelf zal doen voordat ik ga.” De man trekt zijn telefoon tevoorschijn, roept de Circular app op, en maakte ostentatief de punten over. Een moment later voelde Tom in zijn broekzak zijn telefoon trillen.

“Op Marktplaats krijgt iedereen ruzie over geld dat niet wordt overgemaakt, op Circular vliegt men elkaar om de karmapunten in de haren, naar het schijnt. Ach ja, de mens”, zei de man.

Hij borg het kameeltje en het jukje zorgvuldig in een tasje en liep naar de gang. Tom liep met hem mee. De vloeren en tegels in het halletje waren weer tot rust gekomen. Hij liet de man uit, sjokte terug naar de huiskamer en zeeg uitgeput neer in zijn stoel. Even wierp hij een blik op de afgeslankte rommelcirkel op de vloer, toen greep hij zijn telefoon. Overal rode bolletjes. Als eerste opende hij Circular: 253 extra karmapunten voor Tineke, voor wat dat waard is. Toen opende hij Whatsapp: twee berichten van Marit, vier berichten in de groep Nieuw Atlantis en een bericht van Tineke. Hij opende het.

“Tom, ik heb je gebeld, je zit vast en zeker aan de gintonic met JD, maar OMG: Wat. Ben. Jij. Goed. Bezig! Mijn karma is zowat verdubbeld! Oh nee, het is ONZE karma nu. Love you! Geniet van je weekend! XXX”

Tom legde zijn telefoon weg. Hij had honger, koppijn en voelde zich klote. Hij voelde zich echt klote.


Deel deze post op:

Vorige Post
Hindernissen bij doneren