Dāna
Ik was deze zomer op een Vipassana retraite. Aan het einde vroegen de leraren aandacht voor Dāna – de boeddhistische beoefening van vrijgevigheid. Dāna kan bestaan uit het schenken van immateriële zaken zoals een helpende hand of een glimlach maar in de context van de retraite ging het ook om geld voor de organisatie, het verblijf, het eten en de leraren.
Dankbaarheid
Ik was erg dankbaar voor alles wat ik ervaren en geleerd had op de retraite en was vast voornemens om gul te geven. Maar, mindfull als ik was, voelde ik bij deze vraag en het bepalen van het bedrag, tegelijk een aversie gevolgd door opkomende en voortwoekerende gedachten. De gedachten waren niet nieuw. Ik herkende ze van eerdere gelegenheden waar ik een donatie overwoog maar na tien dagen stilte en meditatie kon ik ze nu extra goed waarnemen.
Ik noem ze voor mezelf de hindernissen bij doneren, analoog aan de hindernissen die de Boeddha onderkende bij meditatiebeoefening.
De Hindernissen
Voor de duidelijkheid: het opkomen van deze gedachten an Sich zie ik niet als iets slechts. Het zijn natuurlijke gedachten (de natuur!) die de geest voortbrengt. Het benoemen en onderzoeken van deze hindernissen maakt het voor mezelf – en wellicht voor anderen – makkelijker om ze te herkennen, te zien voor wat ze zijn en ze terzijde te kunnen leggen.
Hier komen ze, in een willekeurige volgorde.
”Wordt het wel duidelijk dat de gift van mij afkomstig is?”
Je kunt de wens voelen dat de ontvanger en derden te weten komen dát je wat gegeven hebt en (indien je vermoedt dat het significanter dan gemiddeld is) ook hoeveel je geeft. Dit komt voor uit de behoefte aan erkenning en je reputatie bij anderen te vergroten. Een menselijke behoefte en veel liefdadigheidsinstellingen komen hier op allerlei manieren aan tegemoet. Op die manier schenken is niet per se verkeerd uiteraard, maar het is geen onvoorwaardelijke vrijgevigheid.
Onderzoek welk belang je aan die erkenning hecht en in welke mate dit voorwaardelijk is aan je gift en de hoogte ervan. Bij klassieke dāna gaat het om de zuivere intentie zonder bijbedoelingen. Als je écht wilt helpen: zorgen dat de ontvanger het goed heeft of beter krijgt, moet dat je behoefte aan erkenning overwinnen.
”Wat gaan ze er precies mee doen?”
Je ziet in gedachten de ontvanger en jouw donatie. Gaat diegene er wel echt iets nuttigs mee doen? Wat als het te veel is en diegene geld overhoudt en het gaat besteden aan onnuttige zaken?
Ga ook hier nog eens na wat je oorspronkelijke intentie is. Als dat echt het helpen van die ander is, schenk dan niet alleen je geld maar ook het vertrouwen dat deze er goed mee om zal gaan, net als jij doet nu met jouw donatie.
”Kan ik het niet beter wat later geven?”
Je wantrouwt je eerste ingeving en wilt er wat langer over nadenken. Wordt de kans op een gift daarmee groter? Wat zegt men ook alweer over uitstel? Nú is het moment dat je de intentie voelt, maak daar gebruik van, juist nú.
Een andere variant van deze gedachte is, “laat mij het geld eerst maar slim investeren, dan kan ik later juist meer geven”. Ook dit komt neer op een verholen wantrouwen van de ontvanger. Jij vind dat het – op jouw manier – laten groeien een betere investering is dan de donatie waar je de ontvanger nu mee zou kunnen helpen. Het wijst op moeite met loslaten en is een hindernis voor onbaatzuchtig geven.
”Als ik dit geef, dan wordt ik zo’n Gutmensch…”
Deze gedachte is raar, maar ik zag hem bij mezelf. Je wilt graag iets goeds doen, maar bent bang voor het stempel Gutmensch, Deuger.
Deze angst geeft vooral aan hoe goed sommige krachten in onze cultuur geslaagd zijn in het negatief framen van mensen die het beste voor hebben met de wereld. Interessant om elders eens te zoeken waar dit sentiment vandaan komt maar laat het geenszins jouw goedheid in de weg staan!
”Als deze donatie bevalt dan blijf ik misschien geven en raakt mijn geld op!”
Deze is subtiel, maar zo is de geest. De redeneertrant is als volgt: je kunt nu wel iets geven maar stel dat het goed bevalt? Dat je er een goed gevoel van krijgt, verslingerd aan raakt en je je geld helemaal kwijt raakt?
Dit argument is in zekere zin belachelijk. Ik contempleer een eenmalige donatie en mijn geest extrapoleert dit tot een ongewenst ultimo en gebruikt dat als argument tegen een éénmalige gift.
De Boeddha raadde ieder vermogend mens aan om in de eerste plaats goed voor zichzelf te zorgen en zijn naasten te zorgen. Bevraag jezelf serieus en realistisch wat je in materiële zin nodig hebt voor je levensgeluk. Daaruit volgt wat je vrijuit kunt schenken zonder dat je eigen welzijn in gevaar komt.
Kies de middenweg. Volg je hart én betracht wijsheid.